‘Ik’,
zo sprak de zelfbenoemde, vernuftige edelman uit een stad wier naam hij het
liefst dagelijks herinnert, ‘ben de wellicht ietwat weinig genuanceerde doch
gerechtvaardigde mening toegedaan dat het volk dat zich over onze globe heeft verspreid als
de Thaumetopea processionea en zichzelf backpacker noemt, het meest miserabele en nutteloze volk is dat er op onze
aardkloot ronddoolt.
Ze
stinken, ze spreken de taal niet of nauwelijks, ze eten bij Subway, ze slapen in hotels voor één
nacht en, in afwachting van de perfecte golf die nooit komen zal, neuken ze in
dat zelfde ranzige onderkomen de mooiste vrouw, of man, die op dat moment voorhanden is.
Backpacken.
Het is, mijns bescheiden inziens, een ambacht voor rugridders, onzekere vrouwen en edelen
zoals ik, die, te wijs om af te dalen tot minder dan 3 hemellichamen, hopen dat
Sancho de lasten wel zal dragen en in die hoedanigheid teveel betalen voor een
herberg waarin het aan meer comfort ontbreekt dan in een kipcaravan uit 1954'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten